De verhoudingen in het Europese voetbal groeien steeds schever. De beste competities en de beste clubs worden steeds rijker, terwijl de overgrote meerderheid toekijkt. Op Schiphol kwamen daarom op maandag voetbalbestuurders uit heel Europa samen voor een vergadering van het Club Advisory Platform, het collectief van Europese clubcompetities.

De verschillen in Europa worden steeds groter. Van 2018 tot 2021 zal de helft van alle Champions League teams uit één van de vier grote landen komen, namelijk Spanje, Engeland, Duitsland en Italië. Daardoor zijn zij alvast verzekerd van vele tientallen miljoenen aan inkomsten voor de komende jaren.

'Daarmee zijn de middelgrote en kleine competities in het pak genaaid', tekent het Algemeen Dagblad op uit de mond van Jacco Swart, directeur van de Eredivisie en gastheer op Schiphol. 'Bij het uitvoerend comité van de UEFA zijn zij domweg gepasseerd, het besluit is zonder serieus overleg genomen, gestuurd door de grote clubs. Voor de periode 2021-2024 mag dat niet nog eens gebeuren. Ook daarom is dit collectief van "European Leagues" in het leven geroepen.'

Het probleem is echter dat de allerrijkste clubs dreigen een eigen competitie, een "Super League", op te richten als ze hun zin niet krijgen. Daarmee zouden ze dus spelen los van de UEFA en los van de clubs in eigen land. 'Dat zou zeer onverstandig zijn', zegt Lars-Christer Olsson, voorzitter van de European League en directeur van de Zweedse bond. 'Een afgesloten Super League wint het niet van van nationale competities. De achterban van de clubs hecht enorm aan de nationale competitie, of dat nu de eredivisie is of de Engelse. Clubs die denken dat ze het in hun eentje kunnen, hebben het mis. Grote clubs hebben kleinere keihard nodig.'