Het verlaten van De Meer en het Olympisch Stadion en het toetreden tot de Amsterdam ArenA hebben veel met zich meegebracht, zo legt Maarten Oldenhof uit aan Voetbal International. De financieel directeur van Ajax vanaf 1991 tot eind 1998 moest de nodige fondsen werven en tevens moest de ArenA als thuis gaan voelen.
Voor de verhuizing naar de Amsterdam ArenA speelde Ajax haar topwedstrijden in het Olympisch Stadion. De staat van het stadion was echter matig, zo weet Oldenhof nog. 'Achter een andere deur vond ik zo’n leren jas, die de gangmaker bij het baanwielrennen aanhad. Dat zijn leuke dingen, maar het bevestigt óók wat een ongelooflijke oude zooi het Olympisch Stadion was. De veiligheidsdriehoek in Amsterdam keurde het stadion voor elke Europese wedstrijd af.'
En dus werd het tijd voor een nieuw onderkomen, een lastig te financieren project. 'We hebben op een handige manier de financiering vormgegeven. Op de grond van De Meer zat een erfpacht van tienduizend gulden per jaar. Als daar huizen gebouwd gaan worden, wordt die erfpacht veel geld waard. Die waarde hebben we in het nieuwe stadion gestoken. Maar daarmee waren we er nog lang niet.'
Eenmaal spelend in de Amsterdam ArenA wilde de club eerst comfort bieden aan haar fans. 'Pas later ging de Arena steeds meer als een voetbalstadion aanvoelen. Het is ook gewoon een kwestie van wennen. In De Meer hadden we dertienduizend seizoenkaarthouders, in de Arena veertigduizend. Iedereen moet zijn draai dan even vinden. In het stadion en ook daarbuiten.'






































Plaats reactie