Ajax heeft de afgelopen vijf jaar ruim 75 miljoen euro uitgegeven aan spelersmakelaars, zo stelt Voetbal International. De Amsterdammers voeren daarmee, niet verrassend, de lijst met Nederlandse clubs aan. Sterker nog, Ajax gaf in zijn eentje tussen 2017 en 2022 meer uit aan spelersmakelaars dan alle andere Nederlandse profclubs bij elkaar.

De genoemde kosten worden berekend over twee mogelijke vormen van inkomsten voor zaakwaarnemers. Die pakken veelal commissie over het jaarsalaris van de speler dat ze begeleiden, vaak zo'n vijf tot tien procent, aldus Voetbal International. Daarbij krijgen de meeste zaakwaarnemers ook een commissie over de transfersom van hun speler, vaak een percentage van het bedrag, wat vrij in te vullen was.

In de cijfers die Voetbal International deelt zijn niet alle transfers van afgelopen zomer meegenomen. De berekening is gemaakt tot en met het seizoen 2021/22, waardoor onder meer de grote uitgaande transfers van Antony en Martínez bijvoorbeeld niet meegerekend zijn. Ook de vermeende rol die Milos Malenovic afgelopen zomer zou hebben gespeeld in Ajax' transferbeleid en het geld dat hij daarmee zou hebben verdiend, zitten niet inbegrepen in het bedrag van 75 miljoen.

FIFA scherpt regels aan

Om de enorme kosten die veel clubs aan zaakwaarnemers hebben en de macht en invloed van zaakwaarnemers in het voetbal enigszins te drukken, scherpt de FIFA de regels aan. Zo mogen zaakwaarnemers binnenkort maximaal drie procent commissie pakken op het jaarsalaris van hun speler. Daarbij wordt het toegestane commissie percentage op de transfersom teruggeschroefd naar maximaal tien procent. De regels zijn nog wel onder voorbehoud van een rechtszaak die Pro Agent, een Nederlandse belangenorganisatie, tegen de beoogde hervormingen heeft aangespannen.