Erik ten Hag merkt dat Ajax als club enorme stappen heeft gemaakt in de tijd dat hij trainer is van de Amsterdammers. Die verandering zit hem met name in de Europese ambities en verwachtingen, zo merkt de trainer. Bij zijn komst waren die een stuk makkelijker te verwezenlijken dan tegenwoordig.

'Je merkt dat het verwachtingspatroon enorm is omgeslagen in de drieënhalfjaar dat ik hier ben', begint Ten Hag op de persconferentie na afloop van de kampioenswedstrijd, vastgelegd door Voetbal International. Bij aankomst in Amsterdam, in januari 2018, trof Ten Hag een ploeg die voor het eerst in jaren niet meedeed aan het hoofdtoernooi van een Europese competitie.

'Toen ik hier net kwam, waren ze blij dat ze – met alle respect – van Molde en die Oostenrijkse tegenstander waarvan ik de naam al vergeten ben (Sturm Graz, red.) konden winnen. Omdat ze dan in ieder geval geplaatst waren voor de groepsfase van de Europa League', zo memoreert Ten Hag, die merkt dat dat tegenwoordig wel anders is. 'Nu vinden ze het slecht als je wordt uitgeschakeld in de kwartfinale.'

Dat laatste vindt Ten Hag dan toch een wat overdreven houding. 'Dan zijn we een beetje doorgeschoten met zijn allen. Dan moet je beseffen waar je als Nederland staat', aldus de oefenmeester, doelend op de bescheiden status van de Eredivisie en het Nederlandse voetbal als geheel.

'Nederland is samen met Portugal denk ik het enige kleine voetballand dat nog meedoet', is Ten Hag realistisch over de huidige situatie, om daar vervolgens nog een kanttekening bij te plaatsen. 'Dan moet je daar wel bij zeggen in Nederland is dat voorbehouden aan FC Porto en Benfica en in Nederland alleen aan Ajax.'